Bereikbaar

Soms, als zoon niet bij me is, dan betrap ik mezelf er op dat ik hem wil appen om hem iets te vragen. Totaal idioot. Dat is de schuld van de bijna vanzelfsprekende bereikbaarheid.
Twintig jaar geleden riep ik dat ik nooit een mobiele telefoon zou nemen. Want waarom zou ik in godsnaam altijd bereikbaar willen zijn? En waarom zou ik dat in vredesnaam van anderen verwachten? Die telefoon kwam er natuurlijk wel. En ja, ik ben nagenoeg altijd bereikbaar. Vooral als mijn kind niet bij me is. Want misschien belt er wel iemand om te zeggen dat er iets met hem is.
Ik heb geen trauma’s opgelopen in mijn jeugd doordat mijn ouders geen mobiele telefoons hadden. Als ik op school was, of bij iemand speelde, dan waren mijn ouders misschien wel thuis en bereikbaar. Of aan het werk en bereikbaar. Of ze waren gewoon even niet bereikbaar en dan probeerden we het over een half uurtje nog eens. Of we losten het zelf op. Dat werkte prima.
Die telefoon is natuurlijk super fijn, maar het lijkt ook een soort verlengstuk van het niet willen loslaten. Mijn kind is nu niet bij me, maar áls hij me nodig heeft dan ben ik er meteen. Zoiets. Is dat nou altijd nodig? Welnee.
Zoon vroeg me laatst: ‘Mam, kun je ook géén berichtjes krijgen?’. Blijkbaar dacht hij dat sms-jes, app-jes en mailtjes ontvangen inherent is aan volwassen zijn. Dat altijd bereikbaar zijn verplicht is. Hopelijk is het me gelukt om dat uit zijn hoofd te praten.
Over acht jaar heeft hij vast ook een mobiel. En als hij dan niet opneemt als ik hem bel, dan maak ik me vast zorgen. Meer zorgen dan nodig is. Ik ben gewoon niet zo goed in loslaten. Ach, zo lang ik maar opneem als hij míj belt komt het vast allemaal goed. En anders lost hij het maar even zelf op.