Duwen

We hadden gezwommen. We hadden nog natte haren. En honger. Ik krijg altijd schreeuwende honger van zwemmen. Als bij ons honger dreigt dan moet er meteen actie ondernomen worden, anders wordt het totaal ongezellig. Bij zoon begon de hangryness al toe te slaan, dus er was haast bij: we moesten eten.

We stapten naar binnen bij een bageltent en zoon bleef mokkend buiten staan. Hij wilde hier niet eten. Het was hier te druk. Ofzo. Wist hij veel. Hij was gewoon hangry, dan weet je weinig en wil je niks. Ik snap dat. Hij nog niet. Ik stapte naar buiten om hem naar binnen te loodsen. Ik beloofde hem een bagel met hagelslag. Ik legde hem uit waarom hij zich voelde zoals hij zich voelde en trok hem licht dwingend de drempel over. Zo. Hij was binnen. Nu moest ik hem nog bij ons tafeltje krijgen. Zoon mokte door, mijn geduld nam af, mijn honger nam toe.

En toen werd alle hangryness vakkundig doorbroken. Er kwamen twee vrouwen binnen. En ze straalden uit dat zij hét zijn. Ken je dat? Van die hautaine mensen die de rest van de wereld tolereren, maar vooral negeren. Ze stapten naar binnen, zagen iets dat ze in de weg stond en duwden het opzij. Was het een stoel? Was het een plant? Was het een kinderwagen? Welnee, het was een kind. Mijn kind! Zoon werd, zonder blikken of blozen, zonder er een woord aan vuil te maken als een object ruw opzij geduwd. En wij? Wij stonden perplex. Ik trilde. Van honger en boosheid.

Als een leeuwin stapte ik op de duw-mevrouw af. Ik zei dat het me speet dat mijn zoon in de weg had gestaan, maar dat ze hem wel erg hard opzij had geduwd. En wat deed die mevrouw? Niets. Ze keek me niet aan, ze zei niets, ik werd volkomen genegeerd. Ik was lucht. Ik hield, ondanks de honger, de eer aan mezelf en liep terug naar zoon en vriend. Maar ik kon pas ontspannen toen dat akelige mens de tent weer had verlaten.

Wat is op met dat soort mensen? Ik snap daar echt helemaal niets van. Ook als ik geen honger heb. Doe aardig. En blijf met je vingers van mijn kind af. Ook al voel je je te goed voor deze wereld, wat ik dan heel sneu voor je vind, dan nog dien je je vriendelijk te gedragen. Tegen iedereen. Negeer me zoveel je wilt, maar raak mijn kind niet aan.

Een fijne vriendin gaf me een compliment voor hoe ik de eer aan mezelf had gehouden en zoon daarmee een goed voorbeeld had gegeven. Toen voelde ik me beter. Was het toch nog ergens goed voor. Maar ik ben vooral nog steeds boos. En ik wil die mevrouw nog steeds heel hard duwen. Dus aan alle vrouwen met een hautaine houding in Amsterdam Oost: blijf nog maar even uit mijn buurt.