Voorrecht

Vriend en ik hebben sinds we in Amsterdam neerstreken nooit overwogen om weer buiten de stad te gaan wonen. Het kwam gewoon niet in ons op, het is hier veel te leuk. En we vinden het inmiddels ook geweldig dat zoon hier ook kan wonen en opgroeien.
We hokten eerst acht jaar samen op 40 vierkante meter, in dikke vette onderhuur in een uitgewoonde benedenwoning in West. Volgens mij een typische Amsterdamse situatie. Lekker muf, knus, krap en illegaal.
We huurden van een ontzettende alcoholist die een tijdje bij zijn vriend in het buitenland ging wonen. Wij mochten op zijn huis en katten passen. De katten legden (ondanks onze goede zorgen) een voor een het loodje, maar de huisbaas bleef in Noorwegen en wij bleven in zijn huis wonen. Af en toe belde hij ons op onmogelijke tijdstippen wakker of stond hij spontaan ladderzat voor de deur, maar los daarvan woonden we er best fijn. Het was veel te leuk in Amsterdam om te vertrekken en de huur was betaalbaar. Na acht jaar hokken vonden we dat we wel toe waren aan iets groters. We waren inmiddels afgestudeerd en we hadden grotemensenwerk, dus daar hoorde een grotemensenhuis bij. Op een huurwoning zouden we nog heel veel jaren moeten wachten, dus verzamelden we wat moed en kochten we een appartement in Oost.

In dat appartement pasten we goed met z’n tweeën en we bedachten dat áls er ooit een huisgenootje bij zou komen dat we daar dan nog wel een kamertje voor vrij konden maken. En we hadden gelijk. Inmiddels is dat huisgenootje er al bijna drie jaar en het past goed. We bezitten geen enorm penthouse, maar zoon heeft een eigen kamertje en de woonkamer is ruim genoeg om een enorme bende in te maken. Je kunt bij ons thuis al je speelgoed over de vloer uitspreiden, twee loopfietsen en een keukentrapje terloops in de gang laten slingeren en de keukenvloer bekleden met de inhoud van de keukenkastjes. Je kunt je kont hier dus best keren. Als het opgeruimd is.

Ik droom eigenlijk nooit van een ruim huis met voor- en achtertuin, een oprit met een auto er op en in de achtertuin een schuur. Ik zit hier goed. Ik hoop wel van harte dat het nog steeds past als onze uit de kluiten gewassen peuter een puber is. Maar ach, volgens mij is voor een puber elk huis te klein. Misschien barst onze woning dan uit z’n voegen. Maar dat zien we tegen die tijd dan wel weer.

In de PS bij het Parool van 20 juni zei journaliste Mariska Wildschut-Doesburg:
“Het is een voorrecht om je kind te laten opgroeien in Amsterdam. Hier is zoveel te doen en zoveel te zien, er zijn zoveel culturen. Als kind word je hier streetwise.”

Dat vind ik nou ook. En Sonja kan daar nog veel meer over vertellen.

Het is wel jammer dat dat niet zomaar voor iedereen die dat wil ook weggelegd is. Als het niet meer past in je huisje op driehoog achter omdat je met drie kinderen en twee cavia’s op 55 vierkante meter zonder buitenruimte aan een drukke weg helemaal gek wordt, dan snap ik echt heel goed dat je groter wilt wonen. En dan hebben veel mensen echt niet alle keus, omdat een kekke eengezinswoning in Amsterdam nou eenmaal niet zomaar op de kop te tikken is. Zo jammer.

Ik ben me bewust van het voorrecht ons kind hier op te laten groeien. Wij zijn hier blij. Wat ons betreft is deze stad voorlopig onze stad en groeit de kleine vent hier op tot een grote vent. Streetwise en vroegwijs, met hopelijk niet al te veel grootstedelijke arrogantie.