Ik ben een stadskabouter

In het Eigen Huis magazine van oktober 2015 staat een artikel van Sander van der Ploeg “Wie niet overbiedt doet niet mee”. Over de oververhitte huizenmarkten in Utrecht en Amsterdam.
Het schijnt dat de huizenmarkten in (delen van) deze steden nu weer net zo overspannen zijn als voor de crisis. In Amsterdam binnen de ring schoten de prijzen voor koopwoningen met 11% omhoog in een jaar tijd. Gevolg: overbieden, massabezichtigingen en verkopen per inschrijving. Gekkenhuis.
Zo was het ook toen wij ons huis kochten in 2005. We gingen bij huizen kijken waar de makelaars nauwelijks de moeite deden om ons beleefd te woord te staan. Gapend zeiden ze dan: Nou ja, we hebben al een bod binnen dat hoger is dan de vraagprijs. Dus je mág nog wel rondkijken, maar…
Een enorm contrast met vijf jaar later toen je de huizen bij mij in de buurt aan de straatstenen nog niet kwijt kon.
En nu dus weer terug naar de situatie van 10 jaar geleden. Goed nieuws voor de waarde van mijn huis, slecht nieuws als ik iets nieuws wil kopen in Amsterdam. Niet alleen vanwege het gebrek aan betaalbare huizen, maar ook vanwege de stress die erbij komt kijken. Als je een afspraak maakt voor een bezichtiging ben je al te laat.
Zoiets concluderen ze bij AT5 ook: Blind overbieden en bezichtigingen met z’n dertigen; kun je nog wel een huis kopen in de stad?
Dus het ziet ernaar uit dat ik voorlopig blijf zitten waar ik zit in mijn kleine, steeds meer waard wordende appartement. (Zie mijn blogposts Waarom Amsterdam? en Daarom!)
In het artikel in Eigen Huis magazine wordt me ondertussen ook nog uitgelegd hoe het heet. Dat wat ik ben. Volgens Friso de Zeeuw, hoogleraar Gebiedsontwikkeling aan de TU Delft, ligt het vooral aan de “stadskabouters”: hoogopgeleide dertigers en veertigers die met enig dedain spreken over Vinexwijken en over ongeveer heel Nederland minus de grote steden. ‘Ze vinden zichzelf kosmopolitisch en hechten veel waarde aan een rijk cultureel aanbod. Dat de meesten van hen nooit naar – pak-‘m-beet – experimenteel theater gaan, doet er niet toe. Het gaat erom dat het er is. Zij zullen nooit de stad verlaten en nemen een klein, gehorig appartement in of nabij het centrum voor lief.’
Het is me niet helemaal duidelijk waarom “stadskabouter” en ik heb het gevoel dat het enigszins denigrerend bedoeld is. Dat ik met dedain zou spreken over Vinexwijken lijkt me in dit geval een pot-ketel-ding. Maar goed, tot nu toe omschreef ik mezelf (in dit opzicht) als “werkende moeder die ondanks de nadelen niet weg wil uit Amsterdam”. Een hele mond vol, dan ben je met “stadskabouter” toch een stuk sneller klaar.
Dus huppakee: ik ben een stadskabouter!