Kerstgevoel

Het kerstfeest begon op donderdag met het kerstdiner op school. Dan moet iedereen wat meenemen. Mijn jongste wilde bananencake. Op donderdagmiddag mixten we samen het beslag, alles verliep voorspoedig, binnen een kwartier zat het ding in de oven. We gingen door met de kaastengels/-sterren van mijn oudste. Ik zei nog: “Wat gaat het allemaal lekker!” Dat moet je natuurlijk nooit doen. Na 40 minuten haalde ik de bananencake uit de oven, stak er een prikker in, constateerde dat ie nog niet gaar is en wilde hem terug zetten in de oven. In plaats daarvan liet ik de cakevorm ondersteboven op de ovendeur vallen. De vorm was bijna leeg, de oven en de deur lagen vol met haflgare bananensmurrie.

Ik heb gevloekt. Heel Erg Gevloekt. Er hielp geen ‘ik kan het aan’ aan. Mijn kinderen waren er helemaal stil van. En kwamen vervolgens met allerlei fantastische oplossingen, die helaas stuk voor stuk niet praktisch waren. Nog steeds vloekend heb ik razendsnel alles schoongemaakt en nieuw beslag gemaakt. Vorm in de oven, deze keer heel voorzichtig checken halverwege. Uiteindelijk was de cake precies op tijd af en afgekoeld om mee te kunnen naar school.

Op kerstavond kreeg het verhaal nog een staartje. Iemand (heel toevallig dezelfde persoon die mij er ooit op wees dat ‘stressed’ achterstevoren ‘desserts’ is!) vroeg mijn oudste dochter om als spelletje rapportcijfers te geven aan haar ouders, bijvoorbeeld voor hoe mooi onze kleding is, en hoeveel gevoel voor humor we hebben. De laatste vraag was: ‘Heb je nog tips voor je ouders?’ De tip die ik van mijn dochter kreeg: ‘Minder kut en shit zeggen.’ Ai. Heel, heel pijnlijk dit.

Op tweede kerstdag mochten mijn kinderen het menu samenstellen. Dat werd zelfgemaakte sushi, röstirondjes, olijven, zelfgemaakte appelmoes en als toetje brownies met vanille-ijs en slagroom. Ik heb niets laten vallen en ik heb niet gevloekt.

En zo hadden we toch nog allemaal een warm kerstgevoel.