Meer jam

Één van mijn vroege jeugdherinneringen is een gebeurtenis die zó veel indruk op me maakte dat hij me altijd is bijgebleven. Het had alles te maken met een boterham met jam. Ja echt. Hier komt ‘ie:

Ik ben een peuter, misschien net een kleuter, en ik zit buiten aan het ontbijt. Op een camping of in de tuin, dat weet ik niet. Hoe dan ook, ik zit aan tafel met mijn ouders en mijn broer. Ik heb gekozen voor een boterham met jam en die heb ik gekregen. Maar ik ben (bijna) vier jaar en ik wil zeuren. Ik heb bedacht dat er iets niet goed is. Ik heb te weinig jam. Dus, ik zeg: “Ik wil meer jam”. Mijn ouders antwoorden natuurlijk dat er al genoeg jam op mijn brood zit en dat ik mijn boterham op moet eten. Ik blijf zeuren om meer jam. En ik zeur nog wat meer. En dan nog wat. Zoals het hoort. Tot ik heb bereikt wat het ultieme peuterdoel lijkt te zijn: mijn ouders zijn geïrriteerd. Ondertussen mekker ik nog wat door op professionele wijze en dán gebeurt het. Mijn vader keert plotseling de hele pot jam om óp mijn boterham en zegt: “Zo. Hier heb je meer jam.” Als een rasechte peuter barst ik daarop in snikken uit en weiger ik natuurlijk de boterham op te eten.

Waarom vertel ik dit? Jarenlang heb ik, als ik aan deze boterham terugdacht, gedacht: dat was best een brute actie van mijn vader. Maar sinds ongeveer een jaar snap ik die omgekeerde jampot maar al te goed. Want míjn hemel, wat kan een peuter het bloed onder je nagels vandaan zeuren. Werkelijk álles is onderwerp van discussie. Zelfs als je van te voren uitentreuren alle opties hebt besproken en je kind hebt laten kiezen, dan kan het nog vreselijk misgaan:

We gaan zo ontbijten. Wat wil je eten? Een boterham, een cracker, roggebrood?
Een boterham. Nee een cracker. Nee een boterham.
Een boterham. Wat wil je er op? Kaas? Kokosbrood? Jam?
Ehhhhhh Jam, nee, geen jam, kaas. Of toch jam.
Ja, jam? Een boterham met jam?
Nee, een cracker. Een cracker met jam.
Ok, ik maak voor jou een cracker met jam.
Aan de ontbijttafel, bij het zien van de cracker met jam, met trillende onderlip en op verwijtende toon: ik wilde geen cracker, ik wilde een boterham! Met appelstroop!

Want de hobby van een peuter/bijna kleuter is gewoon: alles, maar dan ook álles ter discussie stellen. Het lijkt verdorie wel een wetenschapper die zoon van ons! Hm.. van wie zou hij dat nou hebben?

Hoe dan ook. Af en toe is mijn geduld op. Dan neig ik naar het omkeren van een jampot. En dan snap ik mijn vader weer iets beter. Zo leer je elke dag weer wat van de onmogelijke buien van je kind.