Missen

Afgelopen week was ik een paar nachten van huis voor mijn werk. Ik moest naar een conferentie en festival in het noorden van het land. Overdag werken en leuke mensen ontmoeten en ’s avonds bandjes kijken. Niks om over te klagen zou je denken. Meer iets om naar uit te kijken.

Maar ik ben een huismusje. Zo een die beren op de weg ziet als ze op vakantie gaat. Dus wat deed ik? Ik maakte me weken van te voren (wat zeg ik, maanden!) al druk. Want zou ik wel slapen in mijn eentje in dat grote hotelbed? En zou ik zoon en vriend niet heel erg missen? Van voorpret was eigenlijk nauwelijks sprake. Ik deed maar alsof.

Zoals iedereen mij vooraf al op het hart drukte was het natuurlijk vooral heel erg leuk. Ik had het te druk om zoon en vriend heel vreselijk te missen en ik pakte heus nog wel een paar uur slaap per nacht. Op een klein beetje slaap kan een mens nog prima functioneren, dat weten alle ouders. En toen mijn baas na drie dagen opbiechtte dat hij zijn kinderen eigenlijk wel een beetje begon te missen, begreep ik hem heel goed en was ik blij om weer op de trein naar Amsterdam te stappen.

Dus toen ik thuis kwam stond ik enerzijds te stuiteren om zoon en vriend weer te zien en anderzijds moest ik ontzettend omschakelen naar het gewone leven. Met vuile was, plakkende kinderhanden, gepiep om saus over de pasta en gezeur over niet ín en daarna niet uit bad willen. Maar voor ik het wist was ik weer de moeder die vol geduld boekje na boekje voorleest en lepel na lepel eten naar binnen schuift.

Zoon had heerlijk bij oma gelogeerd en mij geen moment gemist. Hij vond het maar niks dat hij weer naar huis ging, hij had het veel te leuk gehad. Ik snapte hem ergens wel. Ik had eigenlijk ook nog wel één dagje willen blijven. En ik had er veel meer van moeten genieten. Want ook als je iemand best een beetje mist kun je het nog steeds heel leuk hebben.