Ook maar alleen

Zoon is enig kind. Er is geen broer. Geen zus. Hij is helemaal alleen. Echt. Heel. Erg. Zielig. Remi is er niks bij. Zo. Sneu.

Dat vind ik dus helemaal niet. En zoon ook niet. Maar sommige mensen vinden dat wel. Mensen die zoon niet kennen, maar wel aanschouwen. Vanuit de voortent bijvoorbeeld.

Deze zomer vierden wij vakantie op een kleine camping. Daar mocht zoon gaan en staan waar hij wilde. Dat kan thuis niet. In Amsterdam zeg je niet tegen je kleuter: jongen, pak je fiets en gá. We zien je straks wel weer. En van alles wat we deze zomer deden vond zoon dat het aller-geweldigst: helemaal zelf de camping over fietsen. Hij speelde zo nu en dan met andere kinderen en met ons natuurlijk, maar hij trok vooral zijn eigen plan. Zonder rekening te hoeven houden met een ander. Want dat kon en mocht daar. Daar genoten wij alledrie keihard van. Vakantie heet dat.

Tot ik werd aangesproken door een bezorgde overbuurvrouw. Want zij had het allemaal eens even goed bekeken vanuit haar voortent. En ze maakte zich duidelijk goedbedoeld zorgen. “Vindt hij nou al een beetje aansluiting bij de andere kinderen? Want hij is ook maar alleen he?” vroeg ze me. En hop: daar zat een knoop in mijn maag. Want: “Maar alleen”? Was mijn zoon sneu? Was hij zielig? Zag ik iets over het hoofd? Andere mensen vonden mijn zoon sneu! Ik begon meteen overdreven te vertellen. Dat hij thuis barst van de vrienden, dat hij het heerlijk vindt om alleen te spelen en dat hij heel gezellige ouders heeft die ook van spelen houden. Ik kon haar geloof ik niet echt overtuigen van zoon’s geluk. En die knoop in mijn maag was ook niet helemaal weg. Bah. Stomme goedbedoelende bemoeial buurvrouw.

Ik vind het juist zo tof dat zoon geen allemansvriend is. Dat hij de kat uit de boom kijkt om te zien of het gezelschap hem aanstaat. Dat hij prima aansluiting kan vinden, maar ook zijn eigen plan trekt. Dat zijn plezier niet afhangt van een ander. Want hij vindt alleen ook prima. Gelijk heeft ie. Alleen zijn is ook heerlijk. En met een broer of zus kun je spelen, maar ook ruzie maken. Of vechten om aandacht van pa en ma.

Dat wat anderen vinden van ons gezin zou mij natuurlijk geen drol uit moeten maken. Het is niet dat ik nu toch maar weer ga werpen omdat de campingbuurvrouw mijn kind zo zielig vindt. Nee joh. Al dat gedoe dan weer met dragen en baren en luiers en melk en sprongen en ritmes en slaapjes en krampjes. Mooi niet campingoverbuurvrouw die ik nooit meer ga zien. Wij vieren broer en zussendag gewoon lekker niet. En daar zitten we geen moment mee.