Stadse drukte

Wij wonen in een van de meest chaotische straten van Amsterdam. Ik overdrijf niet, het is echt zo. Auto’s staan dubbel geparkeerd, mensen rijden als idioten, vrachtwagens en bestelbusjes zijn aan het lossen, er wordt gevochten om parkeerplekken en automobilisten vinden het geen enkel probleem om een fietser af te snijden als ze daar mee een parkeerplek winnen. Het is soms best een uitdaging om tussen al die drukte door te fietsen.
De stoepen zijn breed en vol. Overal staan spullen uitgestald. Vooral groenten. Heel veel groenten. Ook wat plastic huishoudelijke artikelen en hier en daar zo’n speelautomaat-ding waar je kind, als het er eenmaal op zit, niet meer vanaf wil komen. Tussen alle groente- en belwinkels zitten steeds meer hippe tenten met verwarmd terras. Cafés waar hipsters hun Indian Pale Ale en GT’s drinken en flammkuchen eten. Je begrijpt: wij wonen in een heel leuke en bijzondere stadse straat.
Je hoort mij niet klagen, ik vind het geweldig. Ik loop naar buiten en ik zie een mengeling van jong en oud, Marokkaans, Turks, Nederlands en Surinaams, grote gezinnen, studenten, vaders met baby’s in buikdragers en slagers die een lam op hun schouder naar binnen dragen. We kunnen al het eten kopen wat we maar willen en we kunnen op veel plekken neerstrijken voor een goede kop koffie en een broodje.
Toen we hier net kwamen wonen moest ik best even wennen. Ik ben opgegroeid in een Noord-Hollands dorp dat voornamelijk bestond uit nieuwbouwwijken met doorzonwoningen en een winkelcentrum. Wereldvreemd zou ik mezelf absoluut niet noemen, maar het was toch een andere wereld waar ik in stapte. Een wereld vol bijzondere mensen, heerlijke smaken en grote drukte.
Zoon groeit op in deze drukte. Hij weet niet beter. Hij vindt het heel normaal dat iedereen er anders uit ziet. Dat mensen alle kleuren kunnen hebben en op hun hoofd mogen dragen waar ze zich prettig bij voelen. Hij manouevreert behendig op zijn loopfiets door die drukke straat, tussen de traag wandelende dames met hoofddoek en de uitgestalde groenten door. Zoon kijkt nergens van op, zelfs niet van het lam dat bij de slager naar binnen wordt gedragen: ‘Kijk mama, een worst!’. Hij sjeest door de straat, op weg naar zijn vaste adresjes. De hipster koffietent waar ze boterhammen met biologische chocopasta hebben, het thaise restaurant waar hij de eigenaar bij zijn voornaam kent, de supermarkt medewerkster die hem altijd een doosje rozijntjes toestopt, de viswinkel waar hij een portie kibbeling bestelt en de coffee company waar hij graag een krantje leest.
Ik kijk altijd met veel plezier naar dat kereltje dat zich zo thuis voelt in zijn stadse straat. Tussen alle culturen en smaken en kleuren. Voor hem is het de normaalste zaak van de wereld. Dat mijn kind zo op mag groeien, dat vind ik nou rijkdom.